De uitbundige ornamenten waren er niet direct. In het tweede kwart van de achttiende eeuw staat het er in de Zaanstreek nog slecht voor. De slechte toestand van de Republiek Der Nederlanden had ook zijn nadelige effect op de Zaanse huizen. De slechte economie zorgde ervoor dat de huizen langzaam in verval raakten. Hoewel de eerste pronkgevels boven het IJ rond 1700 in Waterland verschijnen, kunnen we in de Zaanstreek pas van een echte boom spreken vanaf 1750.
Van houten halsgevels zijn geen voorbeelden. Wanneer deze gevelstijl in de steden al hoogtij viert, heeft men er boven het IJ nog geen behoefte aan om welvaart, zo daarvan sprake is, in bouwkunst te vertalen. Het was bovendien ook makkelijker om decoratieve klauwstukken of voluten bij een stenen gevel te verwezenlijken dan bij de Zaanse houtbouw. Wanneer de behoefte aan pronk uiteindelijk wel komt, dan is inmiddels het tijdperk van de Lodewijk XVI-stijl betreden.
De Zaankanter laat zijn pronkgevel bekronen met een fronton. Dit volgt in zijn meest klassieke vorm een platte driehoek, een segment (deel van een cirkel) of een driepas van geprofileerd lijstwerk. Wanneer het fronton aan boven- dan wel onderzijde open is, spreekt men van een gebroken fronton. Dat maakt de weg vrij voor de klokgevel, waarbij fronton en gevel versmelten. Het lijstwerk zet zich voort in het randprofiel van de gevel om te eindigen in een ingedraaide krul.
De invloed van de Lodewijkstijlen laat zich vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw op veel pronkgevels gelden in de vorm van een gestileerd acanthusblad of schelpmotief met bladfestoen of uitlopend in sierlijke krullen zoals aan weerszijden van de gevel, die doen denken aan de in die tijd modieuze mannenpruik.
Na de Napoleontische bezetting is het even gedaan met alles wat Frans is. Bovendien kent het eerste kwart van de negentiende eeuw opnieuw weinig voorspoed. Wanneer men de draad eenmaal weer heeft opgepakt, is er voor krullen geen belangstelling meer. De vroeg negentiende-eeuwse Zaans Empire stijl prefereert een uit- of ingezwengd voorschot, zonder bombastische krullen en in de Zaanstreek doet de klassieke meander zijn intrede.
De meander komen we vaak tegen op bouwwerken, keramiek of schilderingen in oosterse en klassieke culturen. Dit decoratiemotief ontleent zijn naam aan de vele kronkelingen in de Meander, een rivier in het westen van Turkije. Het komt in vereenvoudigde vorm terug op veel Zaanse pronkgevels van even voor en met name ná 1800.
Op een zomerse zondagwandeling zal de Zaankanter zich in Griekenland gewaand hebben met al die zuilen en frontons en alle deurposten, geflankeerd door gecanneleerde pilasters, en met de spaarzame decoratie in de vorm van bollen, pijnappels, eikels, acanthusblad en dergelijke! En men klopt aan bij deuren met kussens of diamantkoppen en met snijramen (bovenlichten) in geometrische vormen.
Naast decoratie die bedoeld is om de constructie te ondersteunen komen ook louter decoratieve bloem- en fruitfestoenen veelvuldig voor. Ze maken zich langzaam maar zeker los van deur- en vensterlijsten tot een loutere vlakvulling, tussen - bijvoorbeeld - de geveltop en het venster van de verdieping. De festoen is een klassiek ornament, dat zich net als medaillons en cartouches door alle Lodewijkstijlen heen heeft weten te handhaven tot in het Empire. Een fraaigesneden bloemfestoen is te bewonderen aan het huis met de IJzeren Brug, waarin sinds 1928 het Molenmuseum gevestigd is. Behalve de drie pronkgevels in hout geeft hier de centrale raampartij met dakkapel in de langsgevel de status van de vroegere bewoners weer.